Kristien De Wolf
Als je een schrijver bent vanaf het moment dat je schrijft, dan ben ik er al een sinds mijn zevende. Ik schreef moralistische gedichten toen, over fiere pennen die onverbiddelijk gestraft werden, onschuldige vissen die toch in de kookpot belandden, en vliegen die haastig op reis wilden vertrekken en nog vlugger weer thuis waren. Mijn moeder, vader en grootvader vonden ze toch leuk. Niettemin was het op een keer voorbij. Ik was eruit gegroeid, denk ik.
Ik volgde Grieks-Latijnse Humaniora op een gemengd College in Lokeren en leerde van taal houden. Niet dat spelling me zoveel kon schelen, er zat geen filoloog in mij verscholen. Waar het om ging waren de zinnen, de betekenis, de verhalen en wat je door die verhalen over het leven te weten kon komen. Ik begreep er eerlijk gezegd niet veel van, van dat leven en het resultaat was een gebroken hart.
Na een jeugddepressie - dat klinkt erg veelbelovend, vind je niet? Veel kunstenaars hebben er gehad - spartelde ik de Rechtenstudie door in Gent en mijn filosofische en literaire ambities kwamen onder een dikke laag stof terecht. Begin jaren negentig werd ik opgezogen door de aanwassende schrik dat er geen toekomst zou zijn voor onze generatie (X) en begon net als iedereen in mijn omgeving de meritocratie van bloed en beenderen te voorzien. Ik vergat helemaal wie ik was. Voor deze fase van zinsverbijstering betaalde ik een hoge prijs. Ik geraakte niet meer los en tuimelde van de ene topjob in de andere tot ik bijna dood was. Ook weer veelbelovend, zul je nu zeker zeggen, al waren het niet de kunsten voor dewelke ik bijna het leven liet. Ik heb toch veel gezien waar over te schrijven valt en daarom hoeft het in mijn boeken niet enkel over schrijvende schrijvers te gaan.
In 2010 begon het tij te keren. Ik begon aan een vierjarige opleiding communicatie en transpersoonlijke counseling, begon weer te studeren, filosofie te lezen en te schrijven. Stukken van een eerste roman ontstonden voor mijn ogen. Paragrafen die ogenschijnlijk geen samenhang vertoonden. Iets autobiografisch, maar toch ook weer niet. Nabokov schreef ook op die manier. Dat belooft, dacht ik.
Een eerste exemplaar stuurde ik naar Prometheus, maar ze keurden het af. Ook de coach die mij werd aangeraden vond het een humorloos verhaal voor vrouwen. Hij gaf me wel een tip voor een andere coach. Lili en Maaike, de Lettervrouwen, trokken mij bij mijn haren uit het moeras. Na een half jaar zei Lili: 'Het is tijd om dit gepubliceerd te krijgen. En dat gaat gebeuren ook.'
'Wachten op de reactie van uitgevers is 'een Alice-in-wonderland-achtige ervaring,' zei Maaike. 'Schrijf intussen maar wat kortverhalen.' Dat deed ik. Schijnbaar moeiteloos ontstonden tien verhalen. Twee ervan verschenen in Extaze. En toen mocht ik een bundel uitgeven bij In De Knipscheer : ROTGELUK! Eindelijk thuis.
Niet veel later was er de eerste roman: AVA MILLER en ik, die goed ontvangen werd. REGENSOLDATEN was de snelle opvolger. Iets in mij wilde schade inhalen.
Ik werk nu aan mijn volgende roman Mooie Jo.
Debuut:
-
Rotgeluk (2018)
-
Ava Miller en ik (2019)
-
Regensoldaten (2021)
Afbeelding: